Toen eind 2006 het Klooster van Zegelsem definitief zijn deuren sloot en de laatste Zusters terugkeerden naar het moederklooster in Deftinge, vroeg iedereen zich af wat er zou gebeuren met de infrastructuur van het complex.

 

Naar ons weten is er voorlopig nog geen bestemming bepaald voor de gebouwen. Daaromtrent zullen waarschijnlijk nog vele besprekingen gevoerd worden tussen de geestelijkheid en de gemeentelijke en provinciale overheid, rekening houdend met de stedenbouwkundige verplichtingen en beperkingen voor een dergelijk complex.

De inboedel van het rusthuis was reeds half 2006 verhuisd naar de nieuwe inplanting in Rovorst waar zelfs een heuse verkoop van een groot deel ervan werd georganiseerd. (zie ter zake ons artikel in het “Nieuwsarchief” van deze rubriek).

Maar belangrijk is wel dat het mooie houten altaar uit de Kapel in Brakel is gebleven. Na een aantal aanpassingen (uitgevoerd door Alfons D’Hose) werd het overgebracht naar de dekenale kerk Sint Pieter te Nederbrakel, waar het achteraan een prachtige plaats werd toebedeeld onder de icoon van O.L.V. van de Bijstand. Het is een zeer geslaagd hoekje dat uitnodigt tot gebed.

Bij nader onderzoek kunnen we vaststellen dat de altaarsteen het jaartal 1853 draagt en dat is hoogst eigenaardig in het besef dat het bijklooster van Zegelsem pas in 1892 werd gesticht (door toenmalig pastoor Karel-Jan D’Hooghe). De kloostervleugel met de gotische gevel van de kapel werd zelfs pas in 1921 in dienst genomen. Het altaar, of alleszins de altaarsteen, heeft dus een nog langere geschiedenis dan het klooster zelf. Misschien vinden we nog verdere gegevens omtrent die periode vanaf 1853?